Naam |
De Welvaart |
Bouwjaar |
1865 |
Type |
Beltmolen |
Kenmerken |
Ronde stenen molen |
Functie |
Korenmolen |
Ligging |
Molenweg 3 |
Gemeente |
Leudal |
Eigenaar |
Gemeente Leudal |
Bestemming |
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf |
Molenaar |
Mathieu Tubee |
Telefoon |
0475-562904 |
Versiering
Aardige baard met wat krullen, groen geverfd met witte bies. Hierop in gotische letters "de - wel vaart"
Aardige achterbaard met gegolfde rand, groen geverfd met witte bies. Hierop de jaartallen 1823 en 1933
Windvaantje met paard en ruiter, op een sierlijke metalen voet met veel krullen.
Geschiedenis
Dit merkwaardige molentje werd gebouwd in opdracht van Joseph Aerts. Deze was in Nederweert geboren en vestigde zich later in Weert. In 1864 kreeg hij van het provinciaal bestuur toestemming voor de bouw van een windmolen in de buurtschap Sanenkamp. In 1865 volgde de ingebruikname.
Na Aerts' overlijden vond in 1872 een deling van de nalatenschap plaats en werd zijn weduwe Johanna Maria van Brussel eigenaar. In 1880 verkocht zij de molen aan Jan Michiel van de Voort. Drie jaar later kocht hij de naastgelegen windmolen De Hoop en verkocht De Welvaart aan Jan Nijs, afkomstig uit Beegden.
In 1889 liet Nijs bij de molen een woning bouwen. Hij stierf in 1924, waarna zijn weduwe tezamen met kecht Leo Linssen het maalbedrijf voortzette.
In 1929 kocht Linssen de molen, waarna een groot aantal verbeteringen volgde. Voorheen moest hij bij langdurige windstilte naar de Hammermolen in Neer om daar het graan te laten malen. Als zelfstandig molenaar wilde hij onafhankelijk zijn. In het Duitse Geldern kocht hij daarom een elektrische dubbele maalstoel met 16der stenen. De maalstoel werd in een gemetselde ruimte tegen de molenromp geplaatst, waarvoor een gedeelte van de molenberg werd weggegraven. In die tijd had de molen nog een houten as en een houten gevlucht, die aan vervanging toe waren.
Door bemiddeling van Chr. van Bussel uit Weert kocht Linssen in 1933 de complete afbraak van de achtkante stellingmolen in Rhienderen, gem. Brummen (Gld.), voor ƒ 275,-. Met een kleine aanpassing van de romp pasten kap, bovenas en -wiel en vang. De roeden werden om onbekende redenen niet gebruikt. Een koppel maalstenen met staakijzer, rondsel en andere toebehoren reserveerde Van Bussel voor de herbouw van de grondzeiler in Nederweert-Kreyel, die in februari 1933 geheel was uitgebrand. Andere onderdelen van het gangwerk werden overgenomen door Jacques Bruekers uit Nederweert. In Hilvarenbeek (N.B.) kocht Linssen een gebruikte Fransenroede en in Neerkant (N.B.) een Potroede van de achtkant Oom Paul.
De verbouwing van de molen werd uitgevoerd door de fa. Adriaens uit Weert, die tevens het recht kreeg de gepatenteerde Dekker-stroomlijnwieken aan te brengen.
De molen overleefde, net als zijn zestienkante buurman, de oorlog. Op dezelfde avond, dat in De Hoop een springlading door de Duitsers werd aangebracht werden ook in De Welvaart dergelijke voorbereidingen getroffen. Toen de verdragende Britse kanonnen het vuur openden, verlieten de Duitsers de molen en lieten deze verder ongemoeid. Bij de beschietingen werd wel het wiekenkruis beschadigd.
In 1951 liet Linssen door Hub. Adriaens de Potroede vervangen door een andere gebruikte roede en het Dekkersysteem door dat van Van Bussel. Uit de oude Potroede werd een lange spruit gemaakt en in de kap geplaatst.
Enige jaren later kocht Linssen een hamermolen type Econoom van de Gebr. Jaspers uit Aarle-Rixtel (N.B.) en een mengketel, die op de plaats van de dubbele maalstoel werden geïnstalleerd. Ook de maalstenen van de windmolen waren in onbruik geraakt en de molen werd niet meer onderhouden.
In 1970 nam de gemeente Horn de windmolen met toebehoren van de familie Linssen over, waarna een restauratie volgde.
Op 16 augustus 1975 werden de restauraties van beide Hornse molens De Hoop en De Welvaart met een groots opgezet feest afgesloten.
Merkwaardig is deze molen zeker: de romp is sterk rechtopgaand met kleine doorsneden, waarin op de steenzolder twee koppel 15der stenen een plaats vonden. De maalzolder heeft een middellijn van bijna 4 m., het spoorwiel een middellijn van slechts 1,70 m., gemeten op de steekcirkel van de kammen. Met een vlucht van 22,30 m. en een overbrengingsverhouding van 1 : 5,14 kon met deze voor een windmolen kleine steenmaat gemakkelijk bakrogge en voergraan worden gemalen.
Het sleepwiel van het luiwerk is een oud schijfloopblad; de staartbalk is een oude houten roede.
Vóór de restauratie van 1975 waren de roeden grijs geschilderd. De askop was groen met witte randen en ster. De groene baard met witte rand had dezelfde vorm als thans. De windpeluw was wit, het voorkeuvelens groen, de waterdeuren met witte randen.
In 2012 is de molen stilgezet: de ophekking van beide roeden is in slechte staat en moet vervangen worden.
Aanvullingen
Uniek aan deze molen:
Mogelijk is dit de slankste molen van Nederland (Sipman vergelijkt dit molentje met een schoorsteen!).
De Fransen-roede in deze molen is niet origineel, vermoedelijk derdehands, maar wel waarschijnlijkde laatste Fransen die nog in de molenas aanwezig is. De precieze herkomst is nog niet uitgezocht.
Bijzonder is ook de staartbalk, een deel van een oude houten roede!